Jungle Avonturen

4 keer wit dan 10 seconden donker, de leading lights wijzen de weg. ook alle groene tonnen met een flikkerlampje zijn zichtbaar en liggen op de plek waar ze volgens de kaart zouden moeten liggen. “Dan kan ik in ieder geval wel tot de monding zeilen in het donker” Het is 3u ’s nachts, aardedonker, maar ik heb geen zin meer om buitengaats te wachten tot het licht is.  Met halve wind, 15 knopen, stuur ik Älskling II de smalle gebaggerde geul in richting monding van Suriname rivier. Na het passeren van een 10-tal groene boeien en in het laatste stukje een flauwe bocht waarbij ik moet oploeven en scherp aan de wind moet varen komen we een uur later aan in de monding van de rivier.  Ik maak Inge wakker, samen rollen we de zeilen in en plempen we het anker net buiten de betonde vaargeul in de modder. De golven die buiten nog 2 meter hoog waren zijn we nu kwijt en voor het eerst in 14 dagen ligt de boot stil. Het is nog steeds donker en er staat ondertussen een knoop of wat stroom naar buiten. We moeten het juiste tij afwachten om de rivier verder op te kunnen richting Waterland Marina en dus maken we gretig gebruik van de tijd om wat bij te slapen. Schrap zetten in bed hoeft nu niet meer…

Het op zeilen van de Suriname rivier gaat voorspoedig, de laatste 10 mijl valt de wind weg en krijgen we eindelijk een flinke regenbui over ons heen. Na de laatste bocht op de rivier zien we mastjes in de verte, als we dichterbij komen kunnen we ook de steigers herkennen en zien we ook de koude pinten in de koelkast ons al toelachen. Tegen 17u00 liggen de landvasten en staan we met vaste voet op de wal. 

Voor het inklaren moeten we naar Paramaribo. Vooraf hebben we de nodige visums geregeld via internet en ook een hele reeks andere formulieren ingevuld. Om stipt 7u00 staat de chauffeur die ons naar de stad zal brengen klaar. En ook Inge en ik staan in ons beste kostuum naast de boot. Geen blote schouders en verplicht een lange broek! Ze houden hier van ‘netjes en beleefdheid’ is ons vooraf gemeld. Het inklaren gaat vlotter dan verwacht, tegen 11u zijn de paspoorten gestempeld en zijn we vrij om te gaan en staan waar we willen. 

Eerder op de ochtend was ook al een negatieve sneltest afgenomen. “Als we nog geen corona hadden, hebben we het nu hier opgelopen” jammerde Inge daar terwijl we op onze resultaten stonden te wachten, een beetje afstand houdend van alle zichtbaar zieke coronagevallen. Met een negatief resultaat in onze handen wisten we niet hoe snel we door de poort naar buiten moesten en voor we de taxi weer in mochten werden we door de taxichauffeur getrakteerd op een douche van alcoholgel. 

We kunnen een huurauto regelen bij “Richie’s scrap rental”.  Zo hoeven we niet aan de toch wel prijzige taxi’s en hoeven we ook niet in een volgepropte bus te stappen. We horen van de bemanning van de Janjorem dat het 15 euro per dag is voor een kleine auto en 25 euro per dag voor een grote. We vragen initieel een kleine auto aan Richie maar de volgende dag krijgen we een wat afgeleefde Nissan X-trail 4WD voorgereden. “17 euro per dag voor u, want de airco doet het niet…” krijgen we te horen. “Ik had geen kleine auto’s meer beschikbaar…” was het andere excuus. “Als u aangehouden wordt heeft u de auto geleend van een vriend, zeker niet gehuurd” kregen we ook nog even mee na het ondertekenen van het contract van welgeteld 1 A4tje. “Even foto maken”, er is geen kopie voor de klant.

Onze 4WD blijkt een prima kar en met het linksrijdende chaotische verkeer is het niet verkeerd om wat meer carrosserie te hebben om plaats af te dwingen. Rijden in Suriname is een avontuur op zich. En met de ARKO missen we de airco zelfs niet (Alle Ramen Kunnen Open). 

Slechts drie boten met volk aan boord in Waterland tijdens de kerstperiode. De vroege overstekers zijn een klein clubje dit jaar maar dat maakt dat het ook een gezellige bende onder elkaar is. Na de kerst rijden de bemanningen van de Janjorem, de Pantera  en De Älskling II in een cologne van 3 auto’s achter elkaar aan in 4 uur naar de westkant van Suriname. Een mooie rit door het rurale binnenland. Bestemming: Bigi Pan. 

“Allright, wat een zalig bed”. In onze Lodge op Bigi Pan slapen we voor het eerst sinds 5 maanden weer in een normaal bed. Ook dat kan deugd doen. In het natuurpark gaan we meerdere keren samen met een gids in een Korjaal op stap om vogels en andere “wildllfe” te spotten. Rode ibissen, flamingo’s, Ooievaars, Pelikanen, ze komen allemaal over. In het donker spotten we een kleine kaaiman. “Mag ik ‘m ook is vasthouden?” Ik waan me heel even Crocodile Dundee. 

Met een auto tot onze beschikking maken we regelmatig expedities over het land, zo kijken we regelmatig rond in Paramaribo. We staan tot 2 maal toe voor een dichte deur bij het Fort Zeelande (3e keer goede keer) en bezoeken verschillende voormalige plantages in Commenwijne. Wat overal opvalt is de erbarmelijke staat waarin alles verkeerd en het compleet ontbreken van informatie. (Op museum Fort Zeelande na, dat was wél netjes én uitgebreid!) Bepaalde plantages zijn wél aangepakt en omgebouwd naar resorts en hotels maar ook dan is er niks dat toelicht wat er zich op die plaats voor 350 jaar lang heeft afgespeeld. 

Suriname is  sowieso een raar land. Het land is ongelofelijk rijk aan grondstoffen, er is potentieel voor toerisme en landbouw, maar het is ook zo ongelijk verdeeld, het land is heel rommelig, chaotisch, zonder visie lijkt het. De verschillende bevolkingsgroepen mixen niet waardoor er ook geen eenheid voor één Suriname is. Enfin, dat is hoe wij het ervaren door onze gekleurde bril. Het werkt op z’n minst paradigmaverbredend. Het land is pas sinds 1975 onafhankelijk en onder het Nederlandse juk uit. En zowel de Nederlanders, als de Engelsen hebben zich in de 350 jaar vooraf aan die onafhankelijkheid niet op hun best gedragen! We praten met verschillende lokale bewoners hierover, een volk heeft tijd nodig om zelfbestuur onder de knie te krijgen, maar volgens hen gaat het niet de goede kant op en worden de problemen erger, niet beter.

“Morgen blijf ik liggen”, mompel ik. Het is 7u00 ’s ochtends en we wandelen door het modderpadje weer richting de boot. Vanochtend vroeg, nog in het donker ging de wekker voor de 3e keer op rij om aapjes te gaan spotten in een stukje natuur vlak bij Waterland Marina. Het was ook al de 3e keer dat we ze konden zien, springend in de grote palmboom, ons van een veilige hoogte aanstarend, maar Inge wilt ze graag scherp en in volle kleuren op de foto hebben. Dat blijkt een ander paar mouwen. Regen en wolken gooien al drie dagen roet in het eten voor de perfecte shot. Inge is vastberaden en zet alvast haar wekker voor missiedag 4, ik, als notoire niet-ochtend mens, gooi de handdoek in de ring. 

Eigenlijk willen we ook nog graag echt de jungle in. Dat was immers dé reden om koers te zetten naar Suriname. De excursies die worden aangeboden door verschillende reisorganisaties blijken flink aan de prijs. In ieder geval meer als we ons kunnen veroorloven. Van andere blogs en reisverhalen weten we echter dat je ook met eigen boot de Commenwijne en Cottica rivier een stuk kan opvaren en je zo ook in de wildernis terechtkomt. Langzaam vormt zich een plan en samen met onze buren op zeiljacht De Pantera werken we een route uit die we ter goedkeuring indienen bij de Maritieme Autoriteit Suriname. Dat is volgens Noël, de havenuitbater, nodig om geen gezeur te krijgen. Na een week en meerdere telefoontjes door Noël naar de autoriteiten krijgen we op zondagnamiddag (!) een e-mail met goedkeuring. Maandagochtend gooien we de trossen los en varen we met twee boten de Surinamerivier af. Zodra we Paramaribo zijn gepasseerd en we aan stuurboordswal Fort New Amsterdam voorbij varen kunnen we rechts afslaan de Commenwijne rivier op. 

We spenderen 5 dagen op de Commenwijne en de Cottica rivier. We liggen midden in de jungle en we tuigen een dinghy-missie op om de kleinere zijkreekjes te verkennen. Daar komen we opnieuw een grote apenfamilie tegen hoog in de kruinen van het woud, we spotten slangen en we kunnen de nesten en de broedende toekans van heel dichtbij bekijken. De geluiden van het woud zijn zowel overdag als ’s nachts betoverend. ’s Ochtends worden we bij het aanbreken Van de dag gewerkt door het gebrul van brulapen. 

Op de terugweg stoppen we voor een laatste tussenstop op de Commenwijne Rivier bij plantage Bakkie. Hier wonen Bas en Marsha, Nederlander en Surinaamse. Enthousiast vertellen ze over de geschiedenis van Suriname, de plantage Bakkie waar zij de erfgename van blijkt te zijn en de Warappakreek. Bas heeft een zéér uitgebreide kennis over de geschiedenis van het land en een mooie verzameling artefacten en boeken in een klein museum. Zijn verhaal maakt dat een heleboel puzzelstukjes die we de afgelopen 4 weken hadden verzameld over Suriname nu eindelijk in elkaar passen. Het wordt duidelijk wat zich hier bijna 400 jaar lang heeft afgespeeld. 

Na een maand Suriname zetten we onze zinnen op de Caribbean. Zodra we van de jungletocht weer terug zijn op Waterland Marina staat alles in teken van de voorlopig laatste meerdaagse zeiltocht richting Grenada. Diesel halen, boodschappen inslaan, PCR test, uitklaren, papierwerk voor Grenada. Exact 4 weken na onze aankomst, op maandag 17 januari, gooien we de trossen los. Bestemming: CARIBBEAN!