Captain Rum
Vanaf de betonnen kade aan de werf vult Hugo de tanks nog snel even met water. Ik doe een laatste hopeloze poging om al het stof dat onze boot opwaait bijeen te vegen. Ik ben vrij gespannen voor de komende tocht richting Martinique, maar toch wil ik hier zo snel mogelijk weg. Vijf weken Carriacou zijn er toch zeker vier teveel! Het plan is om in één ruk door te varen tot Le Marin waar we een plekje in de haven hebben gehuurd om onze gasten aan boord te laten stappen.
We weten beiden dat dit geen toffe tocht gaat worden. Niet enkel het vertrouwen in onszelf moeten we herwinnen, de wind die steeds uit het noorden komt werkt ook niet in ons voordeel, waardoor we 125 mijl tegen de wind in moeten. Onze wallen verraden de vermoeidheid en we kiezen voor de “gemakkelijke” oplossing, hup… de motor wordt aangezet en de zeilen blijven opgerold. Geen van beiden zijn we van plan om deze afstand al opkruisend te doen.
“Wat is dat voor geluid?!” Snauw ik naar Hugo. Bij elk vreemd geluid verstijfd mijn lichaam helemaal, de schrik zit er bij mij toch nog hard in. Gelukkig heeft Hugo de gave om mij steeds weer gerust te stellen en stelt voor om een muziekje of een podcast op te zetten om zo mijn aandacht wat af te leiden van het gekraak en geklots in en rond de boot.
De boot doet prima zijn ding, alsof er nooit iets gebeurt is. Halverwege de dag beslissen we toch om de tocht op te splitsen zodat we geen nachtelijke shiften moeten draaien. We doen een pitstop in een ankerbaaitje bij St. Vincent om even bij te slapen. Stipt om drie uur s’ ochtends halen we het anker weer op en varen we de open zee op. “Wat een k*t wind” mompelt Hugo steeds binnensmonds, lastig om een toffe sfeer erin te houden, maar ik moet hem wel gelijk geven. De laatste paar mijl lukt het ons niet om de boot dichter bij onze bestemming te krijgen. De golven, de wind… onze motor lijkt niet sterk genoeg om hier tegen in te beuken. Tot er op slechts een paar mijl van de kust een lampje bij Hugo begint te branden, hij zet de motor in achteruit. Een tapijt van zeewier komt onze boot onderuit. Gho verdomme, dat we daar niet eerder aan dachten! Plots zien we de snelheid super snel toenemen. We zetten de motor op volle kracht en varen de geul van de haven met goede snelheid als vanouds binnen met schemer.
“Sorry, wij zijn gesloten, in het donker mogen er geen boten aanmeren” zegt de dame van de haven via de VHF. Ook dat nog grommel ik Hugo toe. Na wat onderhandelen mogen we ons aan de brandstofsteiger plaatsen voor één nacht. Gelukkig is deze snel te vinden en zie ik Veerle, Steven en Taro vanaf de steiger zwaaien, klaar om onze lijnen aan te nemen. Ik leg de boot snel vast en stort me in de armen van men zus. Alle emotie komt er meteen uit. Ik ben echt nog nooit zo blij geweest om weer een voet aan land te zetten.
Croissant of chocoladekoek? Heu…beiden?! Yes, we worden getrakteerd op een echt deftig ontbijt. Ho de komende weken wordt echt een foodfestijn, bij deze gedachte druipt de kwijl al in men mond. Camembert, goed stokbrood, worst en lekkere paté… heaven! Al snel vergeet ik alle ellende die er de komende weken was.
De eerste week van ons verblijf gaan we baaitjes hoppen. Veerle en ik zoeken de gezelligste ankerbaaitjes op, Taro & Hugo genieten van het niets doen en Steven heeft zijn hengel al in het water hangen. Het is een gezellige drukte om met zen vijven aan boord te leven. Het plan is om via de west kant van het eiland tot Fort-de-France te varen. Langs deze zeide zijn er verschillende toffe baaitjes met parelwitte stranden & strandbars.
In elke baai komt het snorkelgerief meteen naar boven. Volgens onze info zou hier best wel wat zeeleven te spotten zijn, zelfs schildpadden. Helaas geen schildpadden te zien. Slechts enkele kleine visjes die rondzwemmen op een zielig uitziend koraalrif. Misschien hebben wij al teveel mooie plekken gezien waardoor onze verwachtingen nog moeilijk in te lossen zijn, wie weet.
Na enkele dagen laten we de drukbezochte baaitjes achter ons en trekken naar het verste punt in de kom bij Forte-de-France. Daar ligt een klein eilandje, Petit Îlet, tussen de mangrove. De tocht er naartoe is relatief saai. Dit is waarschijnlijk de reden waarom wij de enigste zeilboot op dit water zijn. We gooien ons anker vlak bij het eilandje uit. Allright we zijn echt helemaal alleen, een zeldzaamheid in de Caraïben. Al gauw komt de bbq tevoorschijn en sluiten we de dag af op ons eigen onbewoond eiland.
Na een week van relax gedoe varen we de boot weer de haven in. Hier blijft ie een week onbemand liggen. We pakken onze koffers, klaar om een week lang in een huisje te verblijven. Jawel, zo eentje met een echte goede warme douche en een zwembad. Veel hebben we niet nodig om ons koning ter rijk te voelen. Omdat de huurauto niet zo groot is wordt de bagage in verschillende keren richting het huisje gebracht. We splitsen ons op, Hugo blijft nog even op de boot om deze diefstalproof te maken en wij doen al een eerste tour. We rijden de stijle oprit van ons verblijf naar beneden en hebben een prachtig zicht over de rest van het eiland. “Huh? Waarom is alles weer mee?” vraagt Hugo die ons op de steiger gepakt als muilezels ziet terugkomen met onze valiezen. Het huisje is blijkbaar pas vanaf morgen geboekt!
Via mooie, strakke wegen cruisen we rond op het eiland. Het landschap wisselt van de Franse Provence naar tropische palmbomen. Het is hier echt Europa in de Caraïben. Deze week wordt minder chill, we hebben een druk schema voor de boeg met als rode draad: Rum. Achter elke hoek vind je hier wel een rumdistilleerderij. Veerle & Steven zijn hier enkele jaren geleden reeds geweest en leiden ons met veel plezier rond naar, volgens Steven, alle goede rumerie’s. (goede = die waar je rum kan proeven). Elke rumerie heeft volgens Hugo een aanbieding die we echt niet kunnen afslaan. (In totaal komen we nu aan 30 liter rum die onder ons bed gestockeerd wordt!).
We wisselen onze rumbezoeken geregeld af met een dagje in de natuur. We wandelen tussen de mangroves, beklimmen vulkanen en genieten van het verfrissende water bij de watervallen. Op nummer 1 staat voor mij toch de beklimming van de vulkaan ‘Mont Pelée’. Wat een uitzicht! We parkeren ergens halverwege de berg en starten daar onze wandeling. Als snel wordt mij duidelijk dat ik nul conditie meer heb. Dagen ronddobberen en snorkelen is leuk, maar bon daar wordt je duidelijk niet fitter van! Ach ja, thuis haal ik men loopschoenen wel weer eens boven. Ik negeer de zweetdruppels die langs mijn rug naar beneden glijden en geniet van de wind die op bepaalde moment stevig langs de berg heen waait. Onderweg naar de top worden je inspanningen beloond met een geweldig uitzicht.
Na twee weken nemen we weer afscheid en trekken we met zen tweeën verder richting Guadeloupe. Met stevige wind worden we in no time naar Guadeloupe geblazen. In de Caraïben heb je ofwel geen wind, ofwel de volle zes Beaufort wind. We gooien ons anker uit bij de baai in Iles de Saintes. Dit is een klein, gezellig eilandje met behoorlijk wat toeristen. Op de hoofdbaan vind je talloze verhuurzaken waar je elektrische vervoersmiddelen vindt om het eiland te bezoeken. Wij gaan voor de golfkar! Op één dag ben je het hele eiland rond, zelfs aan de golfkarsnelheid van 30km/uur. Terug aan boord zoek ik uit wat er hier nog zoal te doen is, plots voel ik weer een enorme tijdsdruk opkomen. Over één week moeten we in Sint-Maarten toekomen om de volgende lading gasten te ontvangen. Shit zeg, het wordt echt maar een blitzbezoek aan Guadeloupe. Ik schrap alle bezienswaardigheden van men lijst, samen beslissen we om enkel nog te gaan voor Pigeon island, het snorkelwalhalla volgens internet.